Terug naar overzicht

Medische Encyclopedie

Inhoud

Dwangstoornis

Wat is dwangstoornis?

Bij een dwangstoornis heb je last van gedachtes die je niet wilt hebben. Dat zijn dwanggedachtes. Vaak heb je ook dingen die je steeds moet doen. Volgens vaste regels. Dat zijn dwanghandelingen. 

Je voelt veel spanning als je die dingen niet doet. Of je bent bang dat er dan iets ergs gebeurt. Als je die dingen wel doet, voel je minder spanning of angst. Maar daardoor leer je niet op een gezonde manier met die gevoelens om te gaan.

Meestal weet je wel dat het overdreven is wat je steeds doet. Toch blijf je het doen. Want je spanning en angst worden er minder door. 

Je hebt veel last van de dwang in je leven. Het kan zijn dat je er wel een paar uur per dag mee bezig bent. Op school of op het werk gaat het vaak minder goed.

Een dwangstoornis is een angststoornis.

Een dwangstoornis ontstaat meestal door een combinatie van deze dingen:

  • erfelijke aanleg
    Hoe snel je angstig bent, is erfelijk. Daardoor kunnen mensen in de ene familie angstiger zijn dan in de andere familie.
  • je karakter
    Ben je heel verlegen? Of ben je heel gevoelig voor stress? Dan heb je een grotere kans op angstproblemen.
  • bepaalde stoffen in je bloed en in hersenen
    Zoals stoffen die stress regelen.
  • wat je meemaakt in je leven
    Een dwangstoornis kan ontstaan na een heftige gebeurtenis waarin je heel bang was. 

Sommige mensen hebben een grotere kans op een dwangstoornis. Bijvoorbeeld mensen met een depressie of verslaving.

Kan ik er zelf iets tegen doen?

Deze adviezen kunnen je helpen om actief te blijven en je te beter te voelen:

Gezonder leven
  • Bewegen en sporten zorgen ervoor dat je je beter voelt. Ga bijvoorbeeld fietsen, hardlopen of naar de sportschool. Zorg dat je een half uur op een dag of meer beweegt.
  • Drink geen alcohol. Kijk voor adviezen bij minder of geen alcohol meer drinken.
  • Blow niet en neem geen andere drugs. Kijk voor adviezen bij stoppen met drugs.
  • Slik geen kalmerings-pillen, of alleen als een psychiater dit adviseert. 
  • Probeer regelmaat in je leven te houden:
    Ga op vaste, normale tijden naar bed en sta op tijd op.
    Eet ook op vaste tijden.
    Ga elke dag naar buiten. Buitenlucht en bewegen geven je een beter gevoel.
  • Probeer te ontspannen. Dat kan bijvoorbeeld door rustig te ademen, met yoga, meditatie of ontspannings-oefeningen.
Erover praten

Vertel familie en vrienden hoe je je voelt. Je voelt je dan minder alleen.

Zo veel mogelijk alles blijven doen
  • Blijf de dingen doen die je eng vindt.
    Zo leer je met de spanning omgaan. De angst wordt daardoor minder.
  • Probeer ook werk, school of studie vol te houden.
Je gedachtes veranderen

Op angstige momenten denk je vanzelf aan dingen die de angst erger maken. Dat helpt niet. Die gedachtes kun je veranderen. Je kunt dat leren:

  • Maak een dagboek. Dat kan op papier of in je telefoon. Schrijf op wat er precies gebeurt op angstige momenten. Waar denk je dan aan? Waar ben je bang voor? Wat voel je? Hoe reageer je hierop? En wat doe je dan?
  • Denk eens kritisch na: is er echt reden om zo bang te zijn?
  • Bedenk daarna positieve dingen waar je rustig van wordt. Daaraan kun je voortaan proberen te denken.
  • Schrijf die positieve gedachtes op. Je kunt ze dan lezen op moeilijke momenten.
  • Schrijf ook op wat je voortaan op angstige momenten kunt doen. Bijvoorbeeld rustig ademen

Wat kan de apotheker voor mij doen?

Uw apotheker zorgt ervoor dat u uw medicijnen goed en veilig kunt gebruiken. Het maakt niet uit of u een medicijn korte tijd of langdurig nodig heeft.

  • Receptcontrole

De apotheker controleert elk recept. Bijvoorbeeld: is het juiste medicijn voorgeschreven en meegegeven, is de dosering goed, kan het medicijn samen met andere medicijnen die u gebruikt. Als het nodig is, overlegt uw apotheker met uw huisarts of specialist.

  • Overzicht van uw medicijnen

Uw apotheker houdt bij welke medicijnen u gebruikt. U kunt in de apotheek altijd om een overzicht van uw medicijnen vragen. Dit kunt u bijvoorbeeld meenemen als u uw specialist bezoekt, in het ziekenhuis wordt opgenomen of naar het buitenland gaat.

  • Delen van informatie over uw medicijnen met andere zorgverleners

Uw apotheker, huisarts en het ziekenhuis kunnen informatie over uw medicijnen met elkaar delen als dat nodig is voor uw behandeling. Dit mag alleen als U daar toestemming voor geeft.

  • Begeleiding bij nieuwe geneesmiddelen

Krijgt u een medicijn dat u in de afgelopen 12 maanden niet hebt gebruikt? Dan krijgt u extra uitleg over deze medicijnen.

  • Ondersteuning als u uw medicijnen weleens vergeet in te nemen

De apotheker heeft daar hulpmiddelen voor. Als uw zorgverzekeraar toestemming geeft, kan uw apotheker uw medicijnen per dag en per tijdstip van inname in aparte zakjes voor u laten verpakken.

  • Persoonlijk gesprek over uw medicijnen

Heeft u vragen over uw medicijnen, of problemen met het gebruik? Bijvoorbeeld moeite met slikken van medicijnen, openmaken van de verpakking, of last van een vervelende bijwerking? Vraag uw apotheker om een persoonlijk gesprek. Hij kijkt dan samen met u welke mogelijkheden er zijn om uw probleem te verhelpen.

  • Medicatiebeoordeling

Uw apotheker en huisarts kunnen u uitnodigen voor een gesprek over uw medicijnen. Dit is mogelijk bij patiënten ouder dan 65 jaar die langdurig meer dan 5 medicijnen gebruiken. Samen met u bespreken ze of er verbetering mogelijk is. Als u bijvoorbeeld last hebt van bijwerkingen van een medicijn kan het soms vervangen worden door een ander medicijn.

  • Zelfzorg

Bij de apotheek kunt u terecht voor advies over medicijnen die u zonder recept (= zelfzorgmedicijnen) kunt kopen, voor verbandmiddelen en cosmetica. De apotheek kan zelfzorgmedicijnen voor u opnemen in uw medicatiedossier. Dan kan de apotheker controleren of u ze veilig samen met uw receptmedicijnen kunt gebruiken.

  • Bezorgservice

Bent u moeilijk ter been? Informeer bij uw apotheek of zij uw medicijnen bij u thuis kunnen bezorgen.

In welke gevallen kan ik beter naar de huisarts gaan?

Welke medicijnen worden gebruikt bij

Tricyclische antidepressiva
Tricyclische antidepressiva regelen in de hersenen de hoeveelheid serotonine en noradrenaline, twee van nature voorkomende stoffen. Ze verminderen de dwanggedachten, zodat de angst afneemt en de neurose vermindert. Voorbeeld is clomipramine.

SSRI antidepressiva
Serotonineheropnameremmers, ook wel SSRI`s genoemd, regelen in de hersenen de hoeveelheid serotonine, een van nature voorkomende stof. Ze verminderen de dwanggedachten, zodat de angst afneemt en de neurose vermindert. Voorbeelden zijn fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine en sertraline.

Venlafaxine
Venlafaxine is een middel met een antidepressieve werking. Het regelt in de hersenen hoeveelheid serotonine, een van nature voorkomende stof die een rol speelt bij stemming en emoties. Het vermindert de dwanggedachten, zodat de angst afneemt en de neurose minder wordt.

Haloperidol
Haloperidol is een klassiek antipsychoticum. Het vermindert in de hersenen het effect van de van nature voorkomende stof dopamine. Haloperidol wordt soms gebruikt als antidepressiva niet genoeg helpen. Het vermindert tics en angst.

Risperidon
Risperidon is een atypisch antipsychoticum. Het regelt in de hersenen de hoeveelheid van twee van nature voorkomende stoffen: dopamine en serotonine. Risperidon wordt soms gebruikt als antidepressiva niet genoeg helpen. Het vermindert tics en angst.